
De Grieken wisten: er is een harmonie der sferen. Parmenides van Elea beschrijft in zijn Leerdicht het Zijn als een onveranderlijke bol. Empedokles van Akragas, grondlegger der wetenschappen, bracht deze bol in beweging door de werking van liefde en strijd. Later zou de natiestaat, dat magere onderkomen in een broos begrensde uithoek van de fasenruimte van het planetaire weersysteem, een nieuwe gesloten sfeer worden, wellicht samenvloeiend tot het vredige Fort Europa dat zijn grenzen met geweld gaande houdt. Isabelle Stengers maakte de kosmopolitieke sfeer pluriform: voor haar is elk weten singulier, een steeds andere ‘wederzijdse vangst’ van weter en feit. Bij Alain Badiou valt de sfeer van de waarheid uiteen in de snijdende scherven van de vele universa van de mathematische verzamelingenleer. Van het denken van de Man van het Gat, een der allerlaatsten, kennen we sowieso niets dan de gaten die hij groef. Aan deze reeks voegt Samuel Vriezen nu een drieledig epos toe waaraan hij tien jaar heeft gewerkt over alle mensen, en de hoop te mogen blijven leren.
…of blijft na wisse snoei
Van mijn slimme routes nog wetenschap rondwaren, met fris gehoor,
Nooit gestilde nieuwsgierigheid naar de harmonie der scheuren, in flarden
Voortlevend weten…