Later, there were so many protagonists
one got quite lost, as in a forest of doppelgängers.
Many things were going on. And the moon, poise
on the ridge like an enormous, smooth grapefruit, understood
the importance of each and wasn’t going
to make one’s task any easier, though we loved her.
– John Ashbery, fragment van Dull Mauve
In 1995 verscheen bij Meulenhoff een bundel met vertalingen van het werk van John Ashbery door J. Bernlef en Peter Nijmeijer onder de titel De mandril op de slagboom. Hoewel er al eerder werk van Ashbery in het Nederlands was verschenen fungeerde deze bundel als een introductie van zijn oeuvre in het Nederlandse taalgebied. Bernlef karakteriseert in zijn nawoord bij de bundel Ashbery’s werk als een ‘hardop denken’, een ‘naar alle kanten uitwaaierende stroom associaties en woordverbindingen’ en ‘een soort lucide verstrooidheid die nog door geen enkele denkrichting wordt gestuurd’. ‘Het lezen van een gedicht van Ashbery geeft de sensatie in snelle vaart door een landschap te worden gevoerd zonder dat ergens bij stilgestaan wordt, een poging wordt ondernomen om de essentie aan een veelheid van indrukken te ontlokken.’
Dat klopt met de regels hierboven. In het werk van Ashbery, ‘many things are going on’; een lezer die het allemaal leest kan ‘get quite lost’. Dat geldt niet alleen voor de individuele gedichten. Het geldt ook voor het oeuvre als geheel.
Ashbery’s werk bestaat inmiddels uit meer dan twintig dichtbundels (en dan nog een paar boeken aan kritieken en essays, wat theater en een roman die hij samen met James Schuyler schreef). De meeste van de dichtbundels zijn verzamelingen van kortere gedichten (in dit werk versta ik onder kort: tot circa tien pagina’s) en hier en daar een langer gedicht; sommige dichtbundels zijn bijzondere projecten, zoals de baanbrekende lange prozagedichten van Three Poems, het 200 pagina’s tellende lange gedicht Flow Chart en Girls on the Run, dat bestaat uit een samenhangende reeks gedichten losjes gebaseerd op het werk van ‘outsider artist’ Henry Darger. Van de normale bundels is, qua toon, de meest uitzonderlijke zijn tweede, The Tennis Court Oath, waarin zijn meest extreme experimentele teksten zijn opgenomen. Deze bundel wordt met name in kringen van Language poetry zeer gewaardeerd, maar wordt door Ashbery zelf als niet meer dan een tussenstap gezien op weg naar de ontwikkeling van een meer eigen poëtisch geluid. Beroemd werd vooral Self Portrait in a Convex Mirror, een bundel waarvan het titelgedicht een soort poëtische kritiek is op een schilderij van Parmigianino en waarmee Ashbery alle grote prijzen van 1975 won en zo doorbrak naar een groter publiek. Voor wie graag een overzichtelijke introductie wil op dit oeuvre is er de Selected Poems uit 1985 die uit de eerste tien bundels bloemleest, en sinds kort is er Notes from the Air: Selected Later Poems, een keuze uit de tien bundels daarna.
Ik begon Ashbery’s werk een kleine tien jaar geleden te lezen. Hij werd de eerste dichter waar ik verslingerd aan raakte. De Selected Poems vormde mijn introductie tot deze volstrekt onvoorspelbare poëzie waar alles steeds overgaat in iets anders en waar niets ooit blijft wat het was. Ashbery goochelt met tonen en perspectieven en gedachtenwendingen, wilde metaforen die een diepzinnige waarheid lijken te bevatten blijken niets anders te zijn dan de inleidingen op weer andere beeldspraken, landschappen gaan over in landschappen, stemmen worden vervangen door andere stemmen. Grootse inzichten en diepgang staan op hetzelfde niveau als platvloerse taal, een complexe maatschappijkritiek verandert in een gedicht over Daffy Duck in Hollywood, een verheven toon maakt plotseling plaats voor krakkemikkige rijmelarij. Je leest het, je verbaast je, en na afloop weet je niet meer precies zeker wat er nou eigenlijk is gebeurd.
Ik geloof dat Ashbery niet noodzakelijkerwijs een dichter van de associatie is. Eerder van de connectie, die lijkt op de associatie. Hij is een virtuoos in het aan elkaar praten van dingen die misschien wel eigenlijk niks met elkaar te maken hebben. Een gigantisch kleurrijk vocabulaire trekt langs, allerhande taalregisters worden opengetrokken, aan de verscheidenheid van de beelden komt geen einde – maar het zou best eens kunnen zijn dat de woorden die structureel het belangrijkst zijn juist kleine woordjes zijn, woordjes die verbindingen maken: woorden als “yet” of “but” of “then” of constructies als “only by that time we were in another (etc)” (in het gedicht Soonest Mended). Deze connecties slepen de lezer van vergezicht naar vergezicht en maken wat er langstrekt associatief. Elk individuele moment, elk beeld, komt op een of andere manier voort uit wat er aan vooraf ging en zal worden bijgesteld door het volgende beeld. De lezer probeert de redenering te volgen maar net op het moment dat hij of zij een logica ontwaart is heeft het gedicht alweer de volgende wending gemaakt.
Het is lastig om vast te stellen hoe serieus je de dingen kunt nemen die Ashbery je voorschotelt. Grandioze inzichten in de aard van leven en het voorbijgaan van de tijd lijken steeds langs te komen, maar hoe diep zijn die inzichten? Zit Ashbery niet eigenlijk je bij de neus te nemen, en is zijn filosofie niet eerder het zoveelste filmpje met Daffy Duck? Of hebben we nooit goed opgelet bij die tekenfilms en wijst Ashbery ons op essenties in de banaliteit die we altijd over het hoofd hebben gezien? Ashbery laat continu gedachtengangen oplossen in willekeur, en andersom. Het is nauwelijks te zeggen waar het een begint en het ander ophoudt. Dit een poëzie waarin het lastig is om pregnante losse beelden, gedachtengangen, gebeurtenissen los te maken uit de stroom waarin ze zich voordoen, de belangrijke elementen te lokaliseren. Bernlef: “De dichter lijkt er niet op uit ‘onvergetelijke regels’ te schrijven, maar regels die zich tegen de herinnering, tegen iedere poging tot vormgeven, verzetten.”
Ontsnappen de individuele gedichten al aan de herinnering, lastiger nog wordt het voor het werk als geheel. Als een bundel uit voornamelijk kortere gedichten bestaat die allemaal Ashbery’s kenmerkende wendbaarheid en onvoorspelbaarheid hebben, dan krijgen die gedichten allemaal bij elkaar onvermijdelijk ook iets eenvormigs. Zo verschenen er de laatste jaren de ene bundel na de andere, die steeds ongeveer dezelfde indruk op me maakten: heel onderhoudend, moeilijk grijpbaar als geheel, maar steeds ook met een paar gedichten die er op een of andere manier uit leken te springen. De bundels leken ten opzichte van elkaar hoogstens subtiel van toon te verschillen.
Met Notes from the Air is er nu een mogelijkheid om de ontwikkeling van Ashbery’s latere werk in vogelvlucht te bekijken. Ik was erg benieuwd naar het effect van selectie. Is het lezen van een keuze uit de gedichten bij Ashbery’s latere werk een andere ervaring dan het lezen van de volledige bundels? Nauwelijks, zo blijkt. Het karakter van zijn werk is wezenlijk ongrijpbaar. Kennelijk is elk gedicht zo meerstemmig, en zijn de gedichten onderling op zo uniform verschillend van elkaar, dat elke selectie eenzelfde gemiddelde ervaring moet opleveren. Zeker als je veel korte gedichten achter elkaar leest. De verzamelingen van korte gedichten – of het nou om de bundels zelf gaat of over de selected poems – laten zich misschien het beste doorbladeren.
De langere gedichten zijn wat dat betreft benaderbaarder. Ook in deze gedichten zul je als lezer onvermijdelijk het overzicht verliezen, maar tenminste is de enorme santekraam aan openbaringen, ontroeringen en grappen met zijn eindeloze details en wisselingen van toon opgenomen in één grotere stroom. Dat maakt (voor mij in elk geval) een geconcentreerd lezen makkelijker. Van de langere gedichten zijn in Notes from the Air passages opgenomen: één van de zes afdelingen van het magnifieke Flow Chart, de twintig pagina’s tellende reeks And the stars were shining, een aantal passages uit Girls on the Run. Toch zou ik ook de kortere gedichten niet willen missen. Het meest opvallend zijn de paar kortere gedichten waarin Ashbery zich iets meer dan gebruikelijk bepaalt tot een thema, of zich houdt bij één personage, zoals het gedicht Memories of imperialism dat gebaseerd is op de opzettelijke verwarring van George Dewey (Admiral of the Navy en held van de Spaans-Amerikaanse oorlog) en Melvil Dewey (van het Dewey Decimal System dat men in bibliotheken gebruikt), of een gedicht dat uit opsommingen van plotelementen uit B-films of strips bestaat, of Interesting people of Newfoundland, dat na een kleine opsomming van voornoemde interessante personages komt met een opmerking:
In short there was a higher per capita percentage of interesting people
there than almost anywhere on earth, but the population was small,
which meant not too many interesting people.
Ook ten opzichte van de eerdere gedichten is het moeilijk om precies aan te wijzen hoe Ashbery’s stijl zich ontwikkeld heeft. Een zeer belangrijk en opvallend verschil is dat vanaf Flow Chart Ashbery niet langer elke regel laat beginnen met een kapitaal. Het maakt de toon informeler. Er lijken ook in hogere mate dan in de eerdere gedichten verhalen verteld te worden of personages aan het woord te zijn (een niet in Notes from the Air opgenomen gedicht opent met de regel “Hi. I’m Bob”), en misschien neigt de latere Ashbery minder naar het meditatief-associatieve en iets meer naar wilde sprongen:
LAST NIGHT I DREAMED I WAS IN BUCHAREST
seeking to convincve the supreme Jester
that I am indeed the man in those commercials.
Simultaneously it peaked in Bolivia, the moon,
I mean. Then we were walking over what seemed to be
heather, or was called that. The downtown riot
of free speech occurred. Plastered to its muzzle,
Randy the dog’s decoding apparatus went astray.
By then it was afternoon in much of the world;
iced tea was served on vast terraces
overlooking a crumbling sea. You can’t juggle
four toddlers. Three is enough. Out of the beckoning
sea they arrived, in white ruffles with black coin-dots
attached; the lawn was closer to a farm
this time; it mouthed “Farm.” Will vacuumed the whole of space
as far as the mind-your-own-business wire stretched, that is,
from Cadiz to Enterprise, Alaska. We thought we had seen a few new
adjectives, but nobody was too sure. They might have been
gerunds, or bunches of breakfast…
Ashbery’s werk blijft ongrijpbaar, virtuoos, frustrerend, verleidelijk. Conclusies staat het niet toe. Zoals And the starts were shining eindigt:
It was as if all of it had never happened,
my shoelaces were untied, and – am I forgetting anything?
Ashbery, Notes from the Air. The Ecco Press, New York 2007
(eerder verscheen op Stanza een artikel over Ashbery)